Over eenzijdige fietsongevallen is weinig bekend, zo wordt vaak gesteld. En diegene die bekend zijn, zijn vaak maar het topje van de ijsberg. In de statistieken van de politie komen ze weinig voor, tenzij het fietsongeval een dodelijke afloop kent. Gegevens van het ziekenhuis kunnen dan weer inzage geven in de ernst van letselongevallen, uiteraard op voorwaarde dat er een ziekenhuisbezoek aan te pas kwam. Maar in hoeveel gevallen eindigt een eenzijdig fietsongeval in te ziekenhuis?
Fietsberaad Vlaanderen probeerde via de enquête FietsDNA meer zicht te krijgen op de aard en het gevolg van het eenzijdig ongeval. Een representatief panel van 3000 Vlamingen werd bevraagd over hun fietsgebruik. 13,5% van hen had de voorbije twee jaar een ongeval. Dat leverde een set van 353 ongevallen, op basis van een “zelfrapportage” (over mogelijke letselongevallen, dus exclusief dodelijke ongevallen, enkel bij meerderjarigen). Die gegevens bespreken we hieronder.
Grootste aandeel ongevallen
Een fietsongeval werd beschreven als “een ongeval of val met de fiets (inclusief koersfiets, mountainbike,…)”. Er werd bewust breed bevraagd, zodat ook eenvoudige valpartijen (die soms ernstige gevolgen kunnen hebben) mee werden gerapporteerd. Van alle gerapporteerde ongevallen is 30,38% éénzijdig. Er was geen enkele andere weggebruiker bij betrokken dan de fietser zelf. Vervolgens komt de betrokkenheid van een auto (28,73%), andere fietsers (21,83%) en voetgangers (14,49%). Brommers worden in 11,33% als betrokkene genoemd, terwijl bestelwagens (8,4%), bussen en vrachtwagen (7,77%) en andere (3,15%) het minst worden genoemd. De relatief sterke vertegenwoordiging van brommers zou kunnen verklaard worden doordat ze ook mee gebruik maken van het fietspad. Eénzijdige fietsongevallen vormen dus net geen 1/3 van alle ongevallen en valpartijen. In het grootste deel van de ongevallen is dus nog steeds een andere weggebruiker betrokken.
Inzoomen op de enkelzijdige ongevallen
De resultaten van FietsDNA geven dus een beperkte set enkelzijdige ongevallen (n=107) waarover we gegevens hebben. De synthese hieronder moet dus met de nodige zorg en voorzichtigheid gelezen worden. 40,76% van de eenzijdige ongevallen gebeuren tijdens recreatieve verplaatsingen. Verplaatsingen naar het werk/school komen op de tweede plaats (28,15%), vrije tijd (21,93%) op de derde en inkopen doen op laatste plaats (9,16%). Bij recreatieve verplaatsingen zijn de 35-44 jarigen en 55+’ers die een éénzijdig ongeval of valpartij hebben oververtegenwoordigd. Hetzelfde geldt voor 25-34-jarigen tijdens de verplaatsingen naar het werk. Vrouwen zijn significant meer betrokken bij ongevallen bij het inkopen doen, voor jongeren (18 tot 24-jarigen) geldt dat voor verplaatsingen in de vrije tijd (denk aan verplaatsing naar sportclub, uitgaan,…). Stedelijke bewoners zijn meer dan landelijke bewoners betrokken bij éénzijdige ongevallen tijdens het inkopen doen, terwijl voor landelijke bewoners geldt dat het ongeval – meer dan bij stedelijke bewoners – zich voordeed tijdens een recreatieve verplaatsing.
Gevolgen van het ongeval
Gelukkig lopen eenzijdige (onge)vallen vaak goed af. Bij 14% wordt er geen enkele lichamelijke schade gemeld. In meer dan de helft (50,24%) is de lichamelijke schade beperkt. Er zijn geen grote verwoningen waarvoor men een dokter consulteert of naar het ziekenhuis gaat. Slechts in 17,95% gaan mensen naar de dokter. Bij 16,84% is er een ziekenhuisbezoek of opname nodig. In de bevraging werd geen ongevallen met een step genoteerd. Het valt ook op dat de groep 45-54-jarigen significant meer in het ziekenhuis lijkt te komen bij een eenzijdig ongeval, vergeleken met andere leeftijdsgroepen. De verschillen met de officiële statistieken moeten verder onderzocht worden.
Oorzaken
Bij een ongeval spelen verschillende factoren een rol: de fysieke omgeving waarin men fietst, het voertuig dat men gebruikt, het gedrag van de fietsers zelf en het gedrag van andere weggebruikers. Ook bij éénzijdige ongevallen spelen dezelfde factoren. Technische problemen aan de fiets (4,69%) of onwel worden (1,88%) worden niet zo vaak vermeld als oorzaak. Uitglijden en vallen (35,56%/33,69%) staat met stip op plaats één. Omgevingsfactoren (20,81%, denk aan paaltjes, gladde boordstenen, metalen putdeksels) en de controle over de fiets verliezen (15,13%) komen op plaats twee en drie. Verkeerde bewegingen (7,65%) en uitwijkmanoeuvres van een andere weggebruiker of de fietser zelf (7,46%) worden ook genoemd. Uiteraard kunnen meerdere oorzaken ook in een combinatie de afloop van het éénzijdige ongeval beïnvloeden. Uit de cijfers blijkt dat sporadische fietsers sneller de controle over de fiets verliezen terwijl eigenaars van een speedpedelec vaker betrokken lijken te zijn in eenzijdige ongevallen als gevolg van een uitwijkmanoeuvre.
Wegbeheerders kunnen de oorzaak van eenzijdige fietsongevallen helpen te voorkomen bij de aanleg van infrastructuur. Spaarzaam omspringen met paaltjes (zoals bvb. in Gent), stroeve in plaats van gladde boordstenen gebruiken , metalen objecten op het fietspad vermijden of vergevingsgezinde infrastructuur aanleggen kunnen veel leed helpen voorkomen.
Verder onderzoek is nodig om éénzijdige ongevallen beter te begrijpen én concrete maatregelen uit te werken die ze kunnen voorkomen. In het Vademecum Fietsvoorzieningen staan ook al heel wat aanbevelingen voor vergevingsgezinde infrastructuur (fiche B.7).