Technisch vademecum paden en verhardingen
Trage wegen en andere (on)verharde paden zijn onmisbare verbindingen in het Vlaamse landschap. Ze doorkruisen velden, bossen, dorpskernen en parken, en vormen handige shortcuts in allerlei lokale verplaatsingen. Deze paden dragen bij aan zachte mobiliteit, recreatie, erfgoedbeleving en natuurontwikkeling. Het vademecum biedt richtlijnen voor het ontwerpen, aanleggen en beheren van deze paden. Daarbij gaat het uit van een harmonisch park- en groenbeheer, met aandacht voor duurzaamheid, dynamiek, diversiteit, mensgerichtheid, natuurgerichtheid én milieugerichtheid, en dat allemaal bekeken vanuit organisatorisch standpunt. Het vademecum dateert van 2011, maar geldt nog steeds wel als de referentie. Het biedt een kort overzicht van de categorieën die in overweging moeten genomen worden bij de aanleg van paden en verhardingen.
Het vademecum is opgedeeld in 9 delen, en begint met een theoretisch kader. Nadien volgt een overzicht van mogelijke materialen voor het ontwerp en de aanleg van de paden en verhardingen, gevolgd door een sterkte-zwakteanalyse van deze materialen. Als vijfde volgen ontwerprichtlijnen volgens gebruikerstype. Deel 6 en 7 behandelen respectievelijk de technische aspecten bij het ontwerp en het beheer van de paden en verhardingen. Het voorlaatste hoofdstuk gaan in op de beleidsmatige context, en eindigen doet het vademecum met een overzicht van 28 technische fiches.
We focussen hier op de theoretische achtergrond. Voor meer uitleg bij de (sub)categorieën en een overzicht van de praktische zaken verwijzen we u dan ook door naar het Vademecum zelf.

Figuur 1 Stappenplan paden en verhardingen
Theorie
Vooraleer je kan kiezen hoe je een bepaald pad gaat aanleggen, moet je weten wat voor pad het is en wat je ermee wilt bereiken. Is het een wandelpad dat deeluitmaakt van verschillende knooppuntenwandelingen, of wordt het gebruikt door pendelaars om een gevaarlijke route zonder fietspaden te kunnen vermijden? Het vademecum kijkt hierbij naar de typologie van het aan te leggen pad, om zich nadien te buigen over het ontwerp ervan.
Typologie
Er wordt onderscheid gemaakt in types paden op basis van de ligging, gebruiksintensiteit en ondergrond. Deze typologie helpt bij de keuze van verhardingstype en onderhoudsaanpak. Bekijk of het zich bevindt in een stedelijke, dan wel landelijke omgeving, of in een natuurgebied.
Paden worden geclassificeerd volgens hun functie:
- Functioneel: gericht op verplaatsing (bijv. woon-schoolverkeer).
- Recreatief: voor wandelen, fietsen, natuurbeleving.
- Gemengd: combineren meerdere functies.
- Verder zijn er nog dienstwegen en vlakvormige verhardingen (zoals parkings en pleintjes).
De classificatie bepaalt ontwerpvereisten zoals breedte, toegankelijkheid en verhardingskeuze. Dit laatste is geen evidente keuze, al is het maar omdat er niet altijd een duidelijk onderscheid bestaat tussen verhard – halfverhard – onverhard. Het vademecum biedt een classificatie aan die eenduidigheid creëert in terminologie en geeft voorbeelden ter verduidelijking. Het gaat hierbij vooral om open verhardingen, dus water- en luchtdoorlaatbaar.
Ontwerp
Hoewel je zeker inspiratie kan opdoen bij andere paden, vereist elk pad maatwerk. Of zoals het vademecum omschrijft: “Enkel een doordacht en weloverwogen ontwerp kan garanties bieden voor een kwalitatief en duurzaam resultaat.” Betrek zoveel mogelijk partijen die een meerwaarde kunnen leveren door hun licht te laten schijnen op het ontwerp: de eigenaar, gemeentelijke diensten, zowel lokaal als eventueel bovenlokale ambtenaren, de lokale Fietsersbond, … Ook de omwonenden neem je graag mee in het verhaal, zij zijn tenslotte de toekomstige gebruikers en zullen het vaakst worden geconfronteerd met de (nieuw) aangelegde weg. Het ontwerpteam zelf bestaat eveneens uit een brede groep mensen, met recreatieplanners, landschapsarchitecten, ingenieurs en ecologen idealiter aanwezig.
Plan van aanpak
Wanneer beslist is over het ontwerp, maak je een plan van aanpak op. Je begint met het opstellen van een inventaris met volgende kenmerken: fysisch, ecologisch, cultuurhistorisch, recreatief. Hiervoor verwijzen we door naar het Vademecum Beheerplanning Harmonisch Park- en Groenbheer. Er moeten ook een aantal onderzoeken uitgevoerd worden, waaronder een grondmechanisch, en milieuhygiënisch onderzoek. Verder moeten de beleidskaders en juridisch kaders geraadpleegd worden die invloed kunnen hebben op de weg (den kmaar aaneen RUP, de Atlas der Buurtwegen, …). Je start een analysefase op waarin via inventarisgegevens randvoorwaarden voor het ontwerp worden bepaald (ecologishc, ruimtelijk, etc.). En dan pas kan je beginnen aan het werkelijke ontwerp. In deze fase wordt een beslissing genomen over het materiaal en type opbouw voor de verharding. Idealiter Bij voorkeur wordt een voorontwerp voorgelegd aan een groep derden die hun feedback kan geven, bv. beheerders of gebruikers. Eenmaal de opmerkingen verwerkt zijn en het ontwerp klaar is, komen dan de voorbereiding van de werken en de uitvoering ervan.
Duurzaamheid in de ontwerpfase
De ontwerpen moeten duurzaam zijn, in de zin dat ze aangepast moeten zijn aan hun omgeving én aan de gebruiker. Het vademecum geeft verder uitleg over omgevingsconcepten, waarbij de nadruk ligt op de balans tussen ecologische waarden en landschappelijke erfgoedwaarden, en gebruikersconcepten met aandacht voor beweging en ontsluiting, beleving, en gebruiksgemak of comfort. Onder ‘beweging en ontsluiting’ wordt een geïllustreerd onderscheid gemaakt tussen verschillende type trajecten volgens logica, bv. “passerend” of “rondgang”.